Even pauze? Deze blogs houden je scherp.

Vakantie of niet: blijf leren in je vak.

De zomer is hét moment om even gas terug te nemen. Maar voor wie met lassen en verbindingstechniek bezig is, blijft er altijd iets nieuws te ontdekken. Speciaal voor de zomerperiode hebben we een reeks korte, leerzame blogs verzameld: luchtig van toon, maar vol vakinhoud. Van klassiekers als elektrodelassen tot verrassende weetjes uit bijna 100 jaar vakbladgeschiedenis. Ideaal om bij te lezen op je gemak, of als voorbereiding op het nieuwe schooljaar.

𝟭𝟬𝟬 𝗷𝗮𝗮𝗿 𝘃𝗮𝗸𝗯𝗹𝗮𝗱: 𝘃𝗮𝗻 𝗦𝗺𝗲𝗹𝘁𝗹𝗮𝘀𝗰𝗵 𝘁𝗼𝘁 𝗟𝗮𝘀𝘁𝗲𝗰𝗵𝗻𝗶𝗲𝗸.

Wist je dat ons vakblad Lastechniek zijn oorsprong vindt in een blad met de bijzondere naam de Smeltlasch? In 1926 verscheen de eerste editie, uitgegeven door de Nederlandse Acetyleen Vereeniging in Haarlem. Daarin werden onderwerpen behandeld als:

• Wat moet een behoorlijk onderlegd lasscher alzoo weten?
• Het bepalen van de gasopbrengst uit calciumcarbid.
• Electrische lasschen van ijzerconstructies.
• De toekomst van den smeltlasch.

De liefde voor techniek spat van de pagina’s, net als de ambitie. Zo droomde men in die tijd al van een internationaal instituut voor lassen, een droom die werkelijkheid werd met de komst van het EWF en het IIW.

Ook de veiligheidsinstructies waren van een ander tijdperk:
“Iedere verstandige lasscher gebruikt een veiligheidsbril. Is uw waterslot gevuld? Rook nooit bij acetyleentoestellen. Ho,o,o,o, nooit olie of vet aan reduceerventiel.”

Fusie
In 1934 fuseerden de Nederlandse Acetyleen Vereeniging en de Vereeniging voor Laschtechniek tot de Nederlandse Vereniging voor Lastechniek (NVL), de voorloper van het huidige NIL. Een jaar later, in 1935, werd de Smeltlasch vervangen door het blad dat we nu allemaal kennen: Lastechniek. Sindsdien verschijnt het onafgebroken en is het uitgegroeid tot hét vakblad voor de lasindustrie in Nederland.


𝗘𝗲𝗻 𝗯𝗹𝗶𝗸 𝗼𝗽 𝗯𝗶𝗷𝗻𝗮 𝗲𝗲𝗻 𝗲𝗲𝘂𝘄 𝗮𝗮𝗻 𝗹𝗮𝘀𝗸𝗲𝗻𝗻𝗶𝘀
Met een officieel jubileum in de toekomst, willen we nu al stilstaan bij de rijke geschiedenis van ons vakblad. Binnenkort starten we in Lastechniek een nieuwe rubriek waarin we bijzondere artikelen uit bijna 100 jaar vakbladgeschiedenis opnieuw onder de loep nemen. We duiken in oude edities van de Smeltlasch en Lastechniek en onderzoeken hoe techniek, veiligheid en het vakmanschap zich door de jaren heen hebben ontwikkeld. Van opvallende berichten tot vergeten inzichten, misschien blijkt dat we vandaag nog steeds kunnen leren van het verleden.

𝗪𝗶𝗹 𝗷𝗲 𝗺𝗲𝗲𝗿 𝘄𝗲𝘁𝗲𝗻 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝗵𝗲𝘁 𝘃𝗮𝗸𝗯𝗹𝗮𝗱 𝗟𝗮𝘀𝘁𝗲𝗰𝗵𝗻𝗶𝗲𝗸? Klik dan op de link om naar de pagina te gaan en ontdek alles over de nieuwste ontwikkelingen, technieken en toepassingen in de wereld van lassen.

Autogeen lassen: ouderwets of juist veelzijdig?

Bij lassen denk je waarschijnlijk meteen aan elektrische apparatuur. Maar wist je dat er ook gelast kan worden zonder stroom? Maak kennis met het autogeen lassen, een proces dat misschien ouderwets lijkt, maar nog steeds waardevol is. In deze blog leggen we het helder uit. Of je nu student bent of professional die zijn kennis wil opfrissen: dit lees je in één keer goed bij.

Hoe werkt autogeen lassen eigenlijk?
Bij autogeen lassen gebruik je geen elektriciteit, maar twee gassen: acetyleen (brandbaar) en zuurstof (brand bevorderend). Deze gassen worden gemengd in een brander en ontstoken, waardoor een hete vlam ontstaat die metaal laat smelten. Als lasser voeg je met de hand een lasstaaf toe, of niet, als je alleen wilt versmelten.

Geen stroom, toch controle: hoe stel je het proces dan af?
Zonder stroomknop moet je anders denken. Je kiest een brandermondstuk op basis van de materiaaldikte en regelt de gasdrukken nauwkeurig met reduceertoestellen. Afhankelijk van je materiaal kies je de juiste vlam: neutraal, oxiderend of reducerend.

Wanneer gebruik je autogeen lassen?
Dit proces is ideaal op locaties zonder elektriciteit. Denk aan veldwerk, kleine reparaties of werk aan dunwandig materiaal tot circa 6 mm. Het proces is relatief langzaam, maar levert controle en precisie. Je ziet het nog in de pijpfabricage of bij speciale toepassingen.

Wordt het nog veel gebruikt?
Voor lassen? Minder. In moderne werkplaatsen is elektriciteit bijna altijd beschikbaar en zijn snellere processen populairder. Maar de autogene vlam zie je nog volop in gebruik bij solderen, warm stoken en vooral bij autogeen snijden van dik constructiestaal.

MIG/MAG-lassen: weet jij het verschil eigenlijk?

Veel lassers gebruiken de termen MIG en MAG door elkaar. Maar wist je dat er wel degelijk verschil in zit? In deze blog leggen we het helder uit.

Wat betekent MIG en MAG eigenlijk?
MIG staat voor Metal Inert Gas en MAG voor Metal Active Gas. Het verschil zit hem in het beschermgas. MIG wordt gebruikt bij het lassen van bijvoorbeeld aluminium, met een inactief (inert) gas zoals argon. MAG gebruik je bij het lassen van staal, waarbij een actief gas zoals CO₂ of een menggas van argon en koolzuur nodig is. In de praktijk hoor je dan ook vaak: “ik ben MAG-lasser” of zelfs nog: “ik doe CO₂-lassen”.

Hoe werkt het proces precies?
Bij MIG/MAG-lassen voeg je continu een draad toe die smelt en zo de las vormt. Die draad komt van een haspel en wordt via een slangenpakket naar het laspistool geleid. Tegelijkertijd wordt het beschermgas toegevoegd om het smeltbad te beschermen tegen zuurstof en stikstof uit de lucht. Zonder dat gas zou je las er slecht uitzien én niet sterk zijn.

Wat heb je nodig om te lassen met MIG/MAG?
Een lasapparaat met een stroombron, een draadaanvoer, een gascilinder en het juiste pistool. Moderne apparaten zijn voorzien van een kenplaat waarop je ziet of ze geschikt zijn voor MIG/MAG. Instellen doe je onder andere op draadtoevoer, spanning en gasdebiet, meestal tussen de 15 en 18 liter per minuut.

Waarom is MIG/MAG zo populair?
Dit proces is enorm flexibel. Je kunt ermee lassen op laag of hoog vermogen, in verschillende posities en voor zowel dun als dik materiaal. Maar let op: MIG/MAG is gevoelig voor tocht, dus bij buitenwerk moet je goed afschermen.

Waar kom je MIG/MAG-lassen tegen?
Vooral in werkplaatsen. Van dunne staalplaat tot zware constructies en van stalen tot aluminium werkstukken, het proces is breed inzetbaar en levert betrouwbare resultaten.

Wat is TIG-lassen en waarom is het zo belangrijk in de lastechniek?

Als je net begint in de laswereld of je kennis wilt opfrissen, is TIG-lassen een techniek die je absoluut moet kennen. Maar wat betekent TIG eigenlijk, hoe werkt het precies en waar gebruik je het voor?

Wat betekent TIG-lassen?
TIG is een Engelstalige afkorting van Tungsten Inert Gas. ‘Tungsten’ is de Engelse naam voor wolfraam, het materiaal van de stift die in de lastoorts zit. Bij TIG-lassen wordt de boog getrokken tussen het werkstuk en deze niet-afsmeltende wolfraam elektrode. Het beschermgas, meestal een inert gas zoals argon, beschermt het lasbad tegen zuurstof en stikstof uit de lucht. Dat is belangrijk, want zonder die bescherming verbrandt het smeltbad en krijg je een slechte las.

Hoe werkt het proces in de praktijk?
TIG-lassen draait om precisie. De warmte wordt opgewekt via een elektrische boog vanuit een lasmachine. Met de ene hand houd je de lastoorts vast, met de andere hand voeg je handmatig lasdraad toe. Daardoor heb je veel controle over het proces, maar vraagt het ook veel vaardigheid van de lasser. TIG-lassen kan ook zonder toevoegmateriaal worden uitgevoerd, dat noemen we ‘dichtvloeien’.

Waarom is bescherming zo belangrijk tijdens het lassen?
Tijdens het lassen smelt je metaal. En dat gesmolten metaal is kwetsbaar. Zonder goede bescherming door gas kan zuurstof uit de lucht het metaal aantasten, waardoor de kwaliteit van de las sterk achteruitgaat. Daarom is elke TIG-lasinstallatie voorzien van een gasfles en reduceerventiel, waarmee je de juiste hoeveelheid beschermgas instelt, meestal zo’n 8 liter per minuut.

Waar wordt TIG-lassen vooral voor gebruikt?
TIG-lassen zie je vooral terug in werkplaatsen, waar je uit de tocht kunt blijven. Het proces is namelijk gevoelig voor luchtverplaatsing: als het beschermgas wegwaait, wordt de las poreus. Door de hoge controle tijdens de uitvoering van dit lasproces en het feit dat er geen slak of lasspatten ontstaan, is TIG ideaal voor hoogwaardige toepassingen zoals pijplassen of het lassen van dunwandig RVS, aluminium of titaan.

Wat maakt TIG-lassen zo uniek?
Geen slak, geen spatten en maximale controle, dat maakt TIG-lassen ideaal voor precisiewerk. Je werkt schoon en nauwkeurig. En hoewel het minder geschikt is voor snel of grootschalig werk, biedt het juist bij kritische toepassingen een enorme meerwaarde.

Booglassen met beklede elektroden: wat maakt dit proces nog steeds zo populair?

Booglassen met beklede elektroden, in de praktijk ook wel ‘elektrodelassen’ of ouderwets ‘elektrisch lassen’ genoemd, is al decennia in gebruik. Maar waarom wordt dit lasproces nog steeds zo veel toegepast? En waar zit de kracht van deze klassieke techniek?

Wat is booglassen met beklede elektroden precies?
In Nederland wordt het proces vaak afgekort als BMBE (Booglassen Met Beklede Elektroden) of aangeduid met nummer 111. Daarbij gebruik je een beklede elektrode die in een houder zit. Tijdens het lassen ontstaat er een elektrische boog tussen de elektrode en het werkstuk. De kern van de elektrode smelt en vormt samen met het werkstuk de las. De bekleding smelt mee en zorgt voor gasvorming én een beschermende slaklaag.

Waarom is die bekleding zo belangrijk?
De bekleding heeft een dubbele functie: het beschermt het gloeiendhete smeltbad tegen zuurstof en stikstof én het zorgt voor een stabiele boog. Zonder deze bescherming zou de las poreus worden en mechanisch onbetrouwbaar. Na het lassen verwijder je de slak met een bikhamer, standaardgereedschap voor elke elektrodelasser.

Welke elektroden zijn er en wanneer gebruik je welke?
Elektroden verschillen in lengte, dikte en vooral in soort bekleding. Veelgebruikte types zijn rutiel, basisch en cellulose. Elk type heeft zijn eigen eigenschappen en toepassingen. In de verpakking vind je altijd info over de juiste stroominstellingen en voor welke lasposities de elektrode geschikt is.

Wat maakt dit lasproces zo praktisch?
Booglassen met beklede elektroden vraagt relatief eenvoudige en robuuste apparatuur. Geen draadaanvoer, geen gascilinders en daardoor weinig storingsgevoelige onderdelen. Je kunt het toestel zo meenemen, ook naar buiten. En dát is precies waarom dit proces nog steeds breed wordt ingezet.

Waar zie je dit lasproces vooral terug?
Vooral op buitenlocaties. Denk aan lassen aan stalen constructies op een bouwplaats of in de scheepsbouw. In de werkplaats wordt het proces steeds vaker vervangen door andere technieken, maar buiten blijft het door zijn eenvoud en betrouwbaarheid de eerste keuze.

Meer weten?
Op het gratis gedeelte van Conneqt Leren & Loopbaan vind je allerlei interessante pagina’s. Denk aan informatie over beroepen in de lastechniek, de Weldwijzer, oefenexamens en videolessen. Of je nu student bent of een professional die zijn kennis wil opfrissen, je leest het hier in één keer goed bij.